Antihomoverklaring en artikel 23

Dit weekend ontbrandde er een discussie op de social media naar aanleiding van een bericht op nu.nl: https://www.nu.nl/binnenland/6203134/veel-reformatorische-scholen-werken-nog-altijd-met-antihomoverklaring.html. De komende week worden hier ook kamervragen over gesteld. Omdat er nu een minister van onderwijs van een andere politieke kleur zit dan zijn voorganger zal de beantwoording van deze vragen ongetwijfeld een andere toon krijgen.

In de discussie wordt geregeld een link gelegd met inclusief onderwijs en het tegengaan van segregatie. Uitsluiten op grond van geaardheid staat immers haaks op het beginsel van inclusiever onderwijs. Terecht dat hier vragen over worden gesteld. Als we het hebben over inclusiever onderwijs komt het schema van diversiteitsvariabelen zoals opgesteld door Banks et al. (2005) en bewerkt door Schuman en de Vries (2020) geregeld langs. Een mooi schema waarin geprobeerd is om de volledige diversiteit weer te geven. Als we het hebben over inclusiever onderwijs is dit wat mij betreft een bruikbaar schema.

Ik moest hieraan denken omdat bij de opgelaaide discussie over de antihomoverklaring ook artikel 23 weer wordt genoemd. Sommigen zien het afschaffen van dit artikel over de vrijheid van onderwijs als oplossing voor deze vorm van discriminatie. Wat mij betreft is dit een gevolg van een eenzijdig accent als we kijken naar de diversiteitsvariabelen. Het aanpakken van scholen die discrimineren op grond van seksuele oriëntatie is op grond van onze wetgeving overigens al mogelijk zonder artikel 23 aan te pakken. Net zoals het mogelijk is om scholen aan te pakken die de zorgplicht ontduiken en kinderen met specifieke mogelijkheden en belemmeringen weigeren. Het valt mij namelijk op dat wij voor ons kindcentrum de laatste maanden veel aanmeldingen krijgen van kinderen met een specifieke zorgbehoefte die op andere scholen worden geweigerd. Uit de gesprekken met ouders komt veelal naar voren hoe scholen op een slimme manier de zorgplicht ontduiken en zo kinderen met een specifieke beperking niet verwelkomen. In tegenstelling tot dat wat de bedoeling was met de wet passend onderwijs zijn ouders weer aan het “leuren” met hun kind om een passende plek te vinden. Dit weigeren van leerlingen gebeurt ook door scholen die graag artikel 23 zien verdwijnen terwijl wij juist bestaan dankzij dit artikel 23.

Als we echt werk willen maken van inclusiever onderwijs en segregatie tegen willen gaan dan zullen we als onderwijs (alle scholen) alle kinderen met open armen moeten ontvangen en verwelkomen. Dit in de volle diversiteit. Het schrappen van wetsartikelen gaat hierbij niet helpen. Wel het bewustzijn dat wij als onderwijs een wettelijke opdracht hebben die al is vastgelegd in artikel 24 van het VN verdrag inzake personen met een handicap en in artikel 1 van onze grondwet waarin staat dat discriminatie verboden is.

Naast het stellen van vragen over de antihomoverklaring zou het wat mij betreft getuigen van consequentie door ook vragen te stellen als kinderen op andere gronden bij scholen worden geweigerd. We hebben als onderwijs nog een lange weg te gaan.

Wachet auf

Onderstaand blog schreef ik voor onze gemeente (Kruiskerk) in Roosendaal.

Een aantal weken geleden speelde ik als meditatief moment na de preek een gedeelte van de koraalbewerking “Wachet auf, ruft uns die Stimme” van Johan Sebastiaan Bach (BWV 645). Een orgelwerk dat misschien wel tot één van de bekendste van Bach behoort. Een prachtige bewerking van een koraal dat al in 1599 werd geschreven door dominee Philipp Nicolai. Bach componeerde over dit koraal ook een schitterende cantate (BWV 140). Het is een koraal dat ook in ons liedboek een plaats heeft gekregen (lied 749). De koraalbewerking voor orgel heeft mij als kind al geraakt en ik weet dat mijn moeder het prachtig vond. Pas later las ik over de oorsprong en de betekenis van dit lied. Het verwijst onder andere naar de gelijkenis van de “wijze en dwaze maagden” zoals we die lezen in Mattheüs 25. Dominee Nicolai schreef tekst en muziek toen hij dagelijks tientallen slachtoffers van de pestepidemie moest begraven. Hij gebruikt de Bijbeltekst in dit lied om verwachtingsvol uit te zien naar de toekomst “Het feest breekt aan”.

Onlangs overleed mijn moeder en deze koraalbewerking zit sinds die tijd veel in mijn hoofd. Mijn moeder was een gelovige vrouw die op haar manier verwachtingsvol uitkeek naar de toekomst. Zo zat ze de laatste jaren van haar leven opgesloten door blindheid en Alzheimer in een stoel te luisteren naar gezangen. Zo misschien ook wel naar “Op, waakt op zo klinkt het luide”.

Het uitzien naar de toekomst klinkt vaak aan het einde van het kerkelijk jaar zoals we ook de eeuwigheidszondag kennen. Dominee Nicolai hield zich op het moment dat hij het schreef denk ik niet bezig met een kerkelijk jaar, maar zocht en vond hoop en troost in het geloofsvertrouwen gericht op de toekomst toen hij zijn troostlied schreef.

Wat mij betreft is het koraal “Wachet auf, ruft uns die Stimme” met de prachtige koraalbewerking voor orgel een lied voor het hele jaar. Het laat elke keer zien en horen dat we mogen uitkijken naar een mooie toekomst, ook als er veel ellende zichtbaar is. Met recht een troostlied en een lied van hoop.

Via deze link is een uitvoering van Wolfgang Zerer te beluisteren: Bach – Wachet auf, ruft uns die Stimme BWV 645 – Zerer | Netherlands Bach Society – YouTube

Artikel 24

Vandaag is het 14 juli. Als ik de Tour de France kijk gaat het over de nationale feestdag in Frankrijk, maar ik moet ook aan iets anders denken. Het is vandaag namelijk precies 5 jaar geleden dat in Nederland het VN-verdrag Handicap in werking trad. Artikel 24 van dit verdrag gaat over het onderwijs. Hierin staat dat de staten die partij zijn “een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus  en voorzieningen voor een leven lang leren….” moeten verwezenlijken. Er staat dat “personen met een handicap niet op grond van hun handicap mogen worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem”. Zie: https://wetten.overheid.nl/BWBV0004045/2016-07-14#Verdrag_2

Het Nederlandse College voor de rechten van de mens schreef in 2020 een verdiepend advies met betrekking tot onder andere dit recht op inclusief onderwijs (Het recht op onderwijs in het VN-verdrag handicap) en de Nederlandse Onderwijsraad publiceerde eerder dat jaar een advies over inclusiever onderwijs als einde van de een vijfjarige beleidsperiode passend onderwijs (Steeds inclusiever).

Het lijkt dat we goed bezig zijn, maar in mijn ogen zijn we wat laat wakker geworden in ons land. In 1994 onderschreef Nederland immers al de zogenaamde Salamanca verklaring naar aanleiding van de conferentie die in juni van dat jaar in deze Spaanse stad werd gehouden. Verschillende landen maakten na deze verklaring al werk van inclusiever onderwijs, want er werd immers gesproken over het feit dat onderwijssystemen ingericht moeten zijn vanuit toegankelijkheid voor alle leerlingen.

Inmiddels zijn we 27 jaar na Salamanca en vandaag dus 5 jaar na het in werking treden van het verdrag Handicap. Ik vraag me dan af hoe het kan dat een leerling met het syndroom van Down na het onderwijs op onze basisschool toch moet uitwijken naar het voortgezet speciaal onderwijs omdat ze niet welkom is in het regulier onderwijs. Hoe is het mogelijk dat we zo vlak voor de zomervakantie met ons team weer spreken over de aanmelding van leerlingen met een handicap die elders niet terecht kunnen in het regulier onderwijs? Er zit blijkbaar een groot gat tussen wetgeving, verdragen en de praktijk van alle dag. Gelukkig zijn er ook mooie initiatieven en wordt in het onderwijs op verschillende plaatsen in ons land werk gemaakt van inclusiever onderwijs. Zie bijvoorbeeld: www.naarinclusieveronderwijs.nl.

Hopelijk gaan we na de zomervakantie in het onderwijs weer volle kracht vooruit om kinderen dat onderwijs te geven waar ze volgens de wetgeving al recht op hebben. Echt samen naar school gaan om daar samen te spelen en samen te leren. De samenleving willen we immers toch ook echt samen maken?

Onderwijsdebat in 2020

Het is kerstvakantie en dus weer even wat meer tijd om eens aan een blog te denken. Eerlijk gezegd zat het thema van dit blog al eerder in mijn hoofd, maar ik heb het toen laten gaan.

In het onderwijs hebben we het vaak over wat het beste is voor een kind. In de onderwijstaak onderscheiden we meestal een drieslag van kwalificatie, socialisatie en subjectivicatie (persoonsvorming en geen persoonlijkheidsvorming!). Beter bekend als de zogenaamde drieslag van Biesta (zie o.a. ook Biesta, 2018). Al naar gelang welke “stroming” je aanhangt ben je het hier wel of niet mee eens en leg je op één van de onderdelen meer of minder nadruk. Op zich niets bijzonders. Ongeacht welke stroming je aanhangt geldt dat iedere basisschool en iedere leerkracht zal aangeven op een bepaalde manier werk te maken van deze onderdelen en dus ook van socialisatie. Veelal door het benoemen van hoe vorm wordt gegeven aan burgerschapsvorming. Ook al niet zo bijzonder, want iedereen ziet in de samenleving het belang van op een goede manier met elkaar omgaan.

Het wordt pas bijzonder als je het social media gebruik van dezelfde onderwijsmensen volgt. Dit is regelmatig in volledige tegenspraak met dat wat ze ongetwijfeld in hun klaslokaal zullen aangeven als goed burgerschap. Soms wordt met bepaalde wetenschappelijke inzichten in de hand de ander de figuurlijke hoek in gesmeten waar Rico Verhoeven en Badr Hari met bewondering naar zouden kijken. Hoewel de wetenschap er bij wordt gesleept om het eigen gelijk te bewijzen is aan het debat zelf soms niets wetenschappelijks meer te ontdekken. Het verbaast mij steeds vaker dat sommigen hierbij niet meer uitgaan van de kracht van eigen argumenten, maar zich veelal alleen kunnen afzetten tegen de ander die iets anders vindt. En soms wordt niet geaarzeld om iemand belachelijk te maken en vervolgens te blokken. Hierbij kom ik voorbeelden tegen die in een les over digitaal pesten goed te gebruiken zouden zijn.

Met goed debat is natuurlijk niets mis. Het is goed dat we juist ook in het onderwijs met elkaar debatteren en nadenken over goed onderwijs. Hierbij gelden ook voor ons zelf de waarden die we aan kinderen overbrengen in burgerschapsonderwijs. Dit debat hoort met respect naar de ander gevoerd te worden. Juist omdat dit debat mij interesseert waak ik er bijvoorbeeld voor om op twitter alleen in mijn eigen bubbel met gelijkgestemden te blijven zitten. Graag volg ik de verschillende inzichten in ons onderwijsland en gebruik daarvan wat voor mijn eigen onderwijspraktijk nuttig, zinvol en waardevol is. Ook een tegengestelde mening kan waardevol zijn. Hierbij past geen geblok van andersdenkenden, maar openheid naar elkaar toe. Samen nadenken en open van elkaar leren zonder het eigen gelijk als algemene wet op te willen leggen aan de ander. Ik hoop we in 2020 nog veel onderwijsdebat gaan zien, maar graag met wat meer effect van ons eigen burgerschapsonderwijs.

Binnenboord of buitenboord?

Je kunt er op zitten wachten. Zo met enige regelmaat is er in de media aandacht voor het mislukken van passend onderwijs. Het jaar 2019 is nog maar net begonnen en we lezen dat het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs groeit. Iets wat haaks staat op de wet passend onderwijs volgens de krant omdat meer kinderen regulier onderwijs moeten kunnen volgen. Ook in ons samenwerkingsverband constateren we een lichte groei en daarnaast hebben we nog te maken met een negatieve verevening van zo’n €700.000,-. Gedreven door financiën maken verschillende partijen zich zorgen. Hier valt natuurlijk van alles over te zeggen, maar ik werd getroffen door een citaat van Wim Ludeke: “Leerkrachten hebben met alle goede wil geprobeerd kinderen binnenboord te houden, maar dat lukt niet meer.” Ik snap wat de voorzitter van het Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (Lecso) wil zeggen en het is zeker niet mijn bedoeling om negatief te doen over zijn uitspraak. Mij trof deze zin echter wel.
Er zijn blijkbaar kinderen die binnenboord zitten en kinderen die er buiten vallen. Als je terecht komt in het speciaal (basis)onderwijs ben je er dus uitgevallen. Het systeem heeft bepaald dat je er niet bij hoort. Het systeem geeft je de boodschap mee dat je niet oké bent en misschien wel minder waard. Buitenboord gevallen.

Artikel 24 van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is heel duidelijk: Ieder kind heeft recht op toegang tot inclusief, hoogwaardig en gratis basisonderwijs “Those with special educational needs must have access to regular schools”. In 2016 heeft Nederland dit verdrag geratificeerd en zich daarmee uitgesproken voor inclusief onderwijs. Wat zou het mooi zijn als we in 2019 verdere stappen gaan zetten naar inclusief onderwijs en we een overheid op onze weg vinden die vanuit visie dit onderwijs wil faciliteren voor alle kinderen. Misschien dat we dan eindelijk niet meer hoeven te praten over binnenboord of buitenboord en dat we zo als samenleving onze verantwoordelijkheid nemen om een einde te maken aan deze segregatie.

inclusief

Jij hoort erbij

Op uitnodiging van het College voor de Rechten van de Mens en de Vlaamse zusterorganisatie Unia (Interfederaal Gelijkekansencentrum) mocht ik op 8 en 9 oktober deelnemen aan de International Conference on the Evolution towards an Inclusive Education System. Deze conferentie werd in Brussel gehouden. Boeiende dagen met interessante sprekers zoals de professoren Mel Ainscow en Julie Allan. Samen spreken en nadenken over hoe we inclusief onderwijs in Nederland en Vlaanderen kunnen steunen en verder kunnen helpen ontwikkelen is natuurlijk goed. Tegelijkertijd is de realiteit in Nederland dat we het speciaal (basis) onderwijs in verschillende regio’s weer zien groeien. Dit ondanks het feit dat ook ons land het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap heeft geratificeerd. Artikel 24 van dit verdrag spreekt zich immers uit voor inclusief onderwijs zoals het toezichthoudend VN-Comité beschreef dat “two systems of education: mainstream and special/segregated education systems” in strijd is met dit artikel. Naar de letter staat hier dat het Nederlandse onderwijsstelsel strijdig is met het verdrag dat door Nederland is geratificeerd.

In november 2013 hield het European Agency for Special Needs and Inclusive Education een conferentie om het open debat over inclusief onderwijs te stimuleren. Een conferentie met alle relevante stakeholders. Eén van de conclusies was dat inclusief onderwijs wordt gezien als een concept in ontwikkeling. Er is gewerkt aan de hand van 5 kernboodschappen:

  • Zo vroeg mogelijk
  • Inclusief onderwijs is goed voor iedereen
  • Hooggekwalificeerde professionals
  • Ondersteuningssystemen en financieringsmechanismen
  • Betrouwbare gegevens

Zie: https://www.european-agency.org/sites/default/files/Five_Key_Messages_for_Inclusive_Education_NL.pdf

Tijdens de genoemde conferentie in Brussel hebben we een viertal barrières besproken die we tegen komen bij het realiseren van inclusief onderwijs:

  • Visie en strategie voor de lange termijn
  • Personeel
  • Budget
  • Transitie

Veel gepraat met allerlei deskundigen en direct betrokkenen. Goede gesprekken en nadenken over het zetten van volgende stappen. Noodzakelijk om wetenschap, praktijk, politiek en ervaringen met elkaar te verbinden. Tegelijkertijd moet er ook iets concreets gebeuren. Er ligt een opdracht voor het Nederlandse onderwijs. Inclusief onderwijs is de naam van deze opdracht. Inclusief onderwijs dat door Unesco en de Raad van Europa wordt aanbevolen. Niet alleen vanwege de rechten van kinderen met een handicap, maar ook om een antwoord te geven op de toenemende diversiteit van onze schoolpopulatie.

In Nederland is er volop discussie over het onderwijs. Er zijn allerlei stromingen van meer traditioneel tot vernieuwend en er is sprake van werkdruk en een lerarentekort. Dit ontslaat ons echter niet van de plicht om stappen te zetten richting inclusief onderwijs. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om hieraan te werken zodat kinderen diversiteit zien en ervaren. Elke situatie en elke school is anders en kent een andere context, maar iedereen kan morgen een stap zetten op weg naar inclusief onderwijs. Ik hoop dat meer besturen en teams met elkaar het gesprek over deze stap aangaan en mogelijkheden gaan zien om verder te werken aan integratie richting inclusie. Wat zou het mooi zijn als er in Nederland geen kind meer de wijk of het dorp uit moet om op een andere plaats onderwijs te ontvangen dan zijn of haar vriendjes. Wat zou het mooi zijn als tegen ieder kind gezegd kan worden: “Jij hoort erbij!”

Het ligt soms wel aan het kind of de ouder of de leerkracht of ……

Vandaag werd mijn aandacht getrokken door een gastopinie in BNdeStem (12-09-2018). De bijdrage heeft als titel “Het ligt niet aan het kind of aan de ouders”. De schrijfster is van mening dat er in de media ten onrechte gesproken wordt over kleuters die thuis geen regels meer aangeleerd krijgen en probleemkleuters worden genoemd omdat ze thuis te weinig aandacht krijgen. De teneur van het artikel is dat de kleuter er toch ook niets aan kan doen dat er op school regels gelden waarover nog nooit iemand je heeft verteld. Dat je dan op school boos of verdrietig gedrag laat zien is iets waar je toch niets aan kunt doen? Het lijkt er op dat er vervolgens nog een beschuldigende vinger naar het onderwijs gaat, want de leerkracht moet immers zien dat de betreffende kleuter juist een arm om zich heen nodig heeft en een knuffel verdient. Als het boze en verdrietige gedrag blijft dan doet de leerkracht het fout en ga je naar een speciale school waar het ook al niet fijn is. Maar gelukkig is er een oplossing: de kindercoach. Iedere school zou, volgens de schrijfster, kindercoaches moeten inschakelen die tijd en deskundigheid hebben om naar kinderen te kijken en met ze te praten.

Tot zover mijn samenvatting van dit artikel.

De schrijfster (ook een kinder- en gezinscoach) vergeet dat elke leerkracht aandacht heeft voor kleuters die voor het eerst naar school gaan en ook de ouders spreekt. Veel kleuters hebben overigens al in peutergroep of kinderopvang geleerd dat er andere regels kunnen gelden dan thuis. Er is tijd om te wennen en ja in een grote groep is dat soms lastig. Maar beste kindercoach, soms kunnen kinderen gewoon ook even strontvervelend zijn en ligt het wel aan het kind. En beste kindercoach, soms ligt het wel aan ouders die om welke reden dan ook even niet in staat zijn om de juiste opvoeding te geven. En ja, beste kindercoach, soms zijn er ook leerkrachten die het niet goed doen. Kortom, gewoon even met beide beentjes op de grond. Kinderen groeien op in verschillende situaties (thuis, de buurt, familie, school etc.). Elke situatie kent een eigen dynamiek en (ongeschreven) regels. Daarmee om leren gaan hoort gewoon bij opgroeien. Dat gaat inderdaad niet altijd vlekkeloos en soms is er extra inspanning nodig. Het is echter echt niet zo dat al die kleuters die het af en toe even moeilijk vinden het stempel “probleemkleuter” krijgen en een therapie van een kindercoach nodig hebben. Mogen kinderen nog verschillen? Mogen kinderen leren omgaan met nieuwe situaties? Mogen kinderen leren dat het niet altijd even makkelijk is en dat het soms wat minder leuk is? Zullen we ook de meester en juf weer vertrouwen in hun werk en pedagogische opdracht? Zij kijken immers ook (observeren noemen we dat) en hebben ook deskundigheid. Dit is niet voorbehouden aan een kindercoach….. Laten we dure tijd van coaches, therapeuten, begeleiders etc. alleen daar gebruiken waar het echt niet anders kan. Laten we eens gaan accepteren dat kinderen (gelukkig) verschillen en dat zogenaamd “normaal gedrag” niets anders is dan dat we gemiddeld vinden.

O ja, er was 1 gedeelte van een zin in de bijdrage waar ik het wel mee eens ben. Ergens staat namelijk dat “het te maken heeft met de eisen van deze tijd”. Dat zou wat mij betreft een betere bijdrage als gastopinie opleveren. Laten we gaan nadenken over de effecten van het prestatiedenken, het “heilige moeten” en het afrekenen waaraan we onze kinderen en onszelf bloot stellen. Laten we eens meer ruimte geven voor ontdekken door te spelen en te genieten. En ja, regels zijn nodig en het is echt niet altijd leuk om je er aan te houden…..

InkedHet ligt niet aan het kind of aan de ouders - BNdeStem 120918

It takes a village to raise a child

Intussen kent bijna iedereen deze van oorsprong Afrikaanse uitspraak. Vandaag werd ik geraakt door wat ik zag in de Roosendaalse wijk Langdonk. In het kader van de buitenspeeldag werd in het centrum van de wijk een huttendorp gebouwd en was er gelegenheid tot veel samen spelen. Kinderen, ouders, jongeren, leerkrachten, pedagogisch medewerkers, jongerenwerkers, opa’s en oma’s………. Iedereen was samen bezig en talenten werden bij elkaar (jong en oud) ontdekt en gebruikt om samen te spelen en te bouwen. Bouwen aan een “village”, bouwen aan de “community”. Vanuit vreedzame school De Kroevendonk bouwen we zo samen met het jongerenwerk van Boost en andere partners aan een vreedzame wijk. Het leren van kinderen is immers niet beperkt tot dat wat er zich binnen de schoolmuren afspeelt. Opgroeien en leren doe je samen in een samenleving waarin ieder zijn of haar plekje heeft en gewaardeerd wordt. In Langdonk was zichtbaar en voelbaar hoe dit kan.

 

 

Kijken in de professionele spiegel

Via Facebook kwam dit weekend een filmpje langs. Dit filmpje is in 2016 door Unicef geplaatst met de boodschap “Change starts when you choose to care.” Een indringend, maar vooral confronterend filmpje. Het laat me niet los en misschien juist wel omdat ik mezelf realiseer dat ook ik me ongetwijfeld laat leiden door uiterlijk in mijn oordeel. In de week dat je een presentatie houdt over inclusie, zelf geconfronteerd worden met een filmpje dat je laat zien hoe je zelf misschien wel meer uitsluit dan je denkt. Het laat me dit weekend niet los en doet me ook denken aan de ophef over profileren bij de politie van ruim een jaar geleden. In de NRC van 11 december 2017 valt te lezen dat de politie sinds kort expliciete instructies heeft opgesteld om ongeoorloofd profileren met betrekking tot huidskleur, afkomst en religie te voorkomen. Etnisch profileren wordt hiermee tegengegaan hopen de opstellers van dit handelingskader. Terwijl er van alle kanten commentaar kwam op de politie op dit profileren doet volgens mij iedereen in de samenleving aan profileren. Wie gaat er niet eerst af op uiterlijk?

Vanmorgen werd in onze kerk een nieuwe dominee voorgesteld. Ik durf te zeggen dat net als ik een heleboel mensen een inschatting probeerden te maken. Wat voor figuur is die nieuwe dominee? Ik denk ook dat op grond van het uiterlijk het eerste beeld werd bepaald. Hoe we ook zeggen tegen uitsluiten en voor inclusie zijn, het uiterlijk (de eerste indruk) zorgt ervoor dat er een beeld van de ander ontstaat. In veel gevallen zullen we zelfs naar dit beeld gaan handelen. In de natuur zien we dit overigens elke keer weer terugkomen. Als ik door de natuur loop zie ik verschillende mannetjesvogels zich al imponerend gaan gedragen naar de vrouwtjes. Ze zetten hun mooiste veren op. Uiterlijk, kunstige vliegbewegingen, gedrag is belangrijk.

Als onderwijsmens denk ik dan gelijk aan ons gedrag als leraren. Dat interactie en relatie belangrijk is in het onderwijs weten we. Tegelijkertijd weten we ook al heel lang dat de verwachtingen van een leraar invloed hebben op het succes van leren. Rosenthal en Jacobson ontdekten dit al in 1968. Er zijn veel vervolgonderzoeken gedaan en elke keer blijkt opnieuw het effect van een “self-fulfilling prophecy”. Het is belangrijk om als professional regelmatig in de professionele spiegel te kijken. Hoe zie ik mijn leerlingen? Laat ik mij leiden door wat ik letterlijk zie (uiterlijk) en het wel of niet hebben van een bepaalde klik? Stevens (2002) beschreef hoe leerlingen gaan voldoen aan de verwachtingen van een leraar. Welke verwachtingen hebben we als leraar van onze leerlingen? Hebben we hoge verwachtingen van leerlingen waar je een mindere klik mee hebt? Wat is het effect van het indelen van leerlingen in groepje 1, 2 of 3 zoals verschillende methodes en groepsplannen adviseren? Zouden allebei de meisjes uit het filmpje dezelfde kansen krijgen in jouw groep? De kinderen in onze scholen hebben er recht op dat ze juffen en meesters hebben die regelmatig in de professionele spiegel kijken en van elk kind hoge verwachtingen hebben.

Denk inclusief

Onderstaand blog verscheen als artikel in het magazine passend onderwijs (december 2017) als voorbereiding op het PO congres op 6 februari 2018 (pocongres.nl). Het artikel is ook te downloaden: http://www.pomagazine.nl/assets/Denk-inclusief-Artikel-PO-Magazine-2017-5.pdf

Nederland kiest voor passend onderwijs, Vlaanderen heeft zijn M-decreet

Nederland en Vlaanderen lijken te worstelen met de vraag hoe je via het onderwijs integratie van kinderen met een beperking tot stand brengt. Beide landen ondertekenden hiervoor internationale verdragen (Salamanca, 1994 en het internationaal verdrag voor de rechten van mensen met een handicap, 2007). Tijdens jaren van politiek geharrewar rond de ratificatie van dit verdrag in onze eigen politiek verscheen in september 2016 een officiële interpretatie van het toezichthoudend VN-Comité. Hieruit bleek opnieuw dat “two systems of education: mainstream and special/segregated education systems” in strijd is met artikel 24 van het zogenaamde gehandicaptenverdrag.

Hoewel het al lang duurt snapt iedereen dat je niet zomaar met een druk op de knop over kunt gaan naar inclusief onderwijs. De opgebouwde expertise in speciaal (basis)onderwijs is immers onmisbaar en het vraagt een andere manier van kijken en werken van de leraren in het regulier onderwijs. Het lijkt er echter op dat wordt geprobeerd om het huidige onderwijssysteem via passend onderwijs wat aan te passen in plaats van radicaal te veranderen. Naast het feit dat dit eigenlijk strijdig is met internationaal recht is het ook gedoemd om te mislukken. Invoering van inclusief onderwijs vraagt immers om veranderen van het onderwijsstelsel vanuit een duidelijke visie. Dat hier randvoorwaarden en geld mee gemoeid zijn spreekt voor zich. Deze randvoorwaarden en het benodigde geld vragen om politieke moed en durf vanuit het onderwijsveld. Aan het onderwijs de vraag hoe we deze maatschappelijke opdracht willen uitvoeren en ook hoe we dit kunnen uitvoeren binnen het huidige stelsel.

Historisch gezien is het begrijpelijk hoe ons huidige gescheiden onderwijssysteem tot stand is gekomen. Vanuit de roep om emancipatie in met name de zestiger jaren kwam er een roep om zorg en goed onderwijs voor iedereen. Als gevolg hiervan is gekozen voor aparte scholen als een bijna logisch gevolg op de selectie naar geloof en klasse die we kenden (of kennen?) in onze samenleving. Dit had een enorme groei van het aantal kinderen richting het speciaal (basis) onderwijs als resultaat. In schooljaar ‘92/’93 ging het om zes procent van het aantal leerlingen. We hebben het op dit moment nog steeds over zo’n vier procent van de leerlingen waarvoor geen plaats is in het regulier onderwijs. Daarnaast is de problematiek van de thuiszitters nog niet meegenomen in dit percentage.

Ons separated system is dus vanuit positieve gedachten ontstaan. Niemand is uiteraard tegen emancipatie van de kinderen met een handicap. Toch weten we intussen uit verschillende onderzoeken dat het inrichten van inclusief onderwijs een beter aanbod is. Bovendien blijkt dat dit positief is voor de ontwikkeling van alle kinderen. Uiteraard zijn voor een succesvolle uitvoering wel randvoorwaarden nodig.

Wat mij betreft is het een verkeerde keuze om wat te ‘rommelen’ in de marge en zo niet volledig te gaan voor inclusief onderwijs. Het lijkt er op dat we, gedwongen door de gemaakte politieke keuzes, direct bezig gaan met het ‘what’ zoals Sinek beschrijft en de fase van ‘why’ hebben overgeslagen. Voor mij bestaat deze ‘why’ om te beginnen uit het nadenken over je mensbeeld, je mensvisie. Een orthopedagoog waar ik tijdens mijn studie colleges van kreeg stelde de volgende vraag tijdens een van zijn lessen: “Wat is volgens jou een mens?” Hij liet deze vraag gelijk volgen met de opmerking dat je voor jezelf hier een antwoord op moest geven voor je kon gaan nadenken over je onderwijsvisie. Deze vraag kun je natuurlijk puur biologisch beantwoorden, maar er zit ook een ethische kant aan die het thema van menswaardigheid raakt. Voor mij heeft het denken over mijn mensbeeld geleid tot de conclusie dat we allemaal als mensen samen leven en dat dit samenleven consequenties heeft voor de inrichting van het onderwijs. ‘Als kinderen en jongeren niet tijdens hun schoolperiode goede voorbeelden van inclusief denken en handelen zien, hoe moeten zij zich dan ooit het inclusieve denken en handelen eigen maken, nodig voor een democratische, rechtvaardige en meer inclusieve maatschappij?’ (Schuman naar Boerwinkel).

Hoewel randvoorwaarden (en geld) belangrijke en soms onmisbare elementen zijn mogen we ons daar als onderwijs niet achter verschuilen. Vanuit visie op een inclusieve samenleving is het mogelijk om nu al stappen te zetten. Inmiddels zijn er verschillende scholen in Nederland en Vlaanderen die deze weg zijn ingeslagen.